Bosch, Breugel en de Nederlandse traditie
De Florentijnse Antwerpenaar Lodovico Guicciardini (1521 - 1589) publiceerde in 1567 zijn Descrittione di tutti i paesi bassi (Beschrijving van alle Nederlanden). Hierin noemt hij Cock ‘een origineel kunstenaar, die veel prenten uitgaf naar het werk van Jheronimus Bosch en andere beroemde schilders, en daarom zeer gewaardeerd is in de kunst.’ Cock werd dus niet alleen gezien als iemand die enkel op winst uit was, maar die ook de bedoeling had om met zijn uitgaven de kennis van de schilderkunst te verbreiden.
Bij Cock staan de vernieuwingen van de Italiaanse renaissance en de Nederlandse schildertraditie duidelijk naast elkaar.Waar kunstenaars als Frans Floris (1517- 1570) de Italianiserende stroming vertegenwoordigen, bouwt het werk van Pieter Bruegel (ca.1525 - 1569) op geniale wijze verder op de picturale tradities van de oude Nederlanden en met name op het werk van Jheronimus Bosch (ca.1450 - 1516).
Deze belangstelling voor de eigen picturale traditie blijkt ook uit Cocks initiatief om een ‘Schildersboeck’ samen te stellen, een verzameling van tweeëntwintig portretten van schilders uit de Nederlanden, onder wie illustere grondleggers als Jan van Eyck (ca.1390 - 1441) en Rogier van der Weyden (ca.1399 - 1464).